De Heren van Reijmersbeek
geschreven door Miel Bruls in zijn boek "Mensen van Nuth"
(alle rechten op de tekst bij Miel Bruls; voor meer info over het beeldmateriaal: info@NuthvanToen.nl)
Het
slot Reymersbeek ligt op de grens van de gemeente Schinnen, waar zijn bewoners reeds
in de 15e eeuw naar de kerk gingen. Een eigen kerkweg voerde over een houten brug
via de Breinder en langs de Papendoop naar de parochiekerk van Schinnen. In de
rechterzijbeuk van deze kerk bezaten de heren van Reymersbeek een apart altaar en
familiegraf.
Als
in 1650 de protestantse Staten van Holland deze kapel in beslag willen nemen,
reist de Heer van Reymersbeek, Steven van Eynatten, naar den Haag om zijn eigendom
te verdedigen. Hij betoogt, dat zijn voorvader
Herman van Eynatten reeds in 1510 in de kerk van "Gebroken Schin " een
kapel en kapelaan hebben onderhouden. Bovendien heeft diens zoon Johan van Eynatten
in 1532 verklaard aan het altaar van O.L.Vrouw ter Nood in Schinnen 3
goudgulden schuldig te zijn. De Staten-Generaal willigt hierop zijn verzoek in,
maar Steven van Eynatten sterft met 58 jaar in den Haag op 7 juli 1651.
Philips
IV, koning van Spanje, had in 1626 heel Nuth voor 4300 Vlaamse ponden aan hem
verkocht, omdat hij in geldnood zat vanwege de 80-jarige oorlog met de protestantse
Hollanders. Op 26 december van dat jaar erkenden de burgers van Nuth, op een
vergadering voor de kerk, Steven als hun nieuwe Heer. De baron kreeg na het vis-
munt - en tolrecht, het recht om bomen langs de weg te planten en gevonden voorwerpen
in beslag te nemen.
Voor
een goed bestuur benoemde hij Schout en Schepenen, die bijeen kwamen in zijn
grote kamer. Ook spraken zij recht en de toren van Reymersbeek werd als gevangenis
ingericht, 40 trappen voerden naar de cel onder het dak. Op de driehoek nabij de
latere spoorbrug werd de galg opgericht, want op het doodvonnis van de 7 Schepenen
was geen hoger beroep mogelijk en het vonnis werd ter plaatse voltrokken.
Jan
Ulrich van Eynatten volgt zijn vader op als Heer van Nuth, maar ook hij sterft jong
in 1677. Zijn vrouw, Ferdinanda Salomé van Trips laat hem in het koor van de
oude kerk van Nuth begraven, een teken, dat de banden met Schinnen losser zijn geworden.
Schinnen en Nuth behoren anders beiden na het Partage tactaat van 1661
definitief tot Spanje. Herman van Eynatten, tevens kanunnik van de O.L.V.- kerk
van Aken, is vervolgens Heer van Nuth tegelijk met zijn moeder Salomé. In 1662 leent
hij f 1600 in Maastricht, want de Eynattens leven graag boven hun stand. Ook zijn
broer Johan Steven klopt bij Jan Olislagers in die stad aan voor f 8.000.
Hij
is gehuwd met Odile, barones van Horion (bij Luik). Hun 3 zonen Adolf, Frans en
Maximiliaan zijn achtereenvolgens Heer van Nuth in de 18e eeuw. Zij
hebben een eigen rentmeester o.a. Winand Habets, die in 1768 getuige is, als zijn
heer Max Theobald bij de Schepen van Aken f 15.0000 leent met al zijn goederen
als onderpand. Maximiliaan is gehuwd met Ludovica, barones van Mirbach. Op
Reymersbeek wordt in die tijd 2 keer in de week een mis gelezen door een eigen
rector o.a. door Reyner Koeckelkoren en Joannes Meens. De kapel bevindt zich in
de vochtige kelder van het oude kasteel, dat in een moerasgebied ligt. Een ophaalbrug
voerde toen naar de woning, die twee hoektorens had. In 1734 is Frans Roebroek uit
Grijzegrubben kapelaan op Reymersbeek.
Pachter
op de hoeve, Nicolaas Crijns sterft in 1740
op 33-jarige leeftijd en laat zijn vrouw Anna Crijns met 6 kinderen achter.
Zijn opvolger is Ferdinand Kleuters, met Johanna Diederen getrouwd. Pachters blijven nooit lang, als ze zich
kunnen verbeteren. Ook boer Leonard Schiffelers van de Drenck in Nuth neemt de
boerderij over, maar hij sterft er op 30 augustus 1775. Zijn zoon Gerard en
zijn vrouw Agnes Gorissen ploeteren verder.
De
laatste heer van Reymersbeek wordt in 1782 Karel Theodoor van Eynatten, getrouwd
met Balduina Amelia Walburgis, barones van Rolshausen. Hij laat het kasteel
moderniseren, maar bij de komst van de Fransen wijkt hij uit naar Duitsland. Ook
in Nuth wonen revolutionaire burgers, die de kastelen met hun heer liever zien
branden. Te lang heeft de adel geprofiteerd van het harde werken van de boeren.
Maar van Eynatten woont veilig op zijn familiebezit
slot Trips in Geilenkirchen, en wordt onder de Fransen zelfs burgemeester van die
plaats. Zijn zonen Friederich, Adolf en
Ludwig zijn later alle drie in Pruisische dienst bij de Uhlanen. Het Franse bestuur schaft ook de schepenbank af
en Reymersbeek ligt er verlaten bij.
Pachter
Henri Dewez, geboren in Berneau bij Visé, weduwnaar van Anne Haccourt, sterft er
op 9 juli 1795 en daarna wordt de boerderij bewoond door Thomas Cremers- en zijn
vrouw Barbara Lintjens met 8 knechten en 2 dienstmeiden. Zijn schoonmoeder
Odilia Dautzenberg overlijdt er een paar jaar later met 90 jaar.
In
1801 keert van Eynatten nog even terug naar zijn oude familiebezit, maar op 15 maart
1809 verkoopt hij kasteel en pachthoeve met 99,36 ha grond aan de rechtsgeleerde
Paul Lekens uit Maastricht, bij akte verleden voor notaris Kemmerling te Heerlen.
Hierbij horen ook de Muldermolen, tussen Tull en de Breinder, met 6,058 ha en de
Pletsmolen te Nuth met 4,51 ha grond en dat alles voor 75.000 Franse Francs. De
koper is gerechtigd deze som te verminderen met frs.63.462 die hij aan de 10
schuldeisers van van Eynatten moet betalen. Bovendien moet hij jaarlijks de
armen van Nuth van 1200 liter graan voorzien.
Lekens
heeft niet lang genoten van zijn Heerlijkheid, want hij is 3 jaar later
overleden.
In
1809, als hij Reymersbeek koopt, is Paul
Lambert Leekens 63 jaar. Hij is getrouwd met Marie Odile Janssen. Zijn zoon Paul
August, geboren in 1776, staat hem bij in het beheer van het grote landgoed. Hij
is getrouwd met Henriëtte de Montaigne. In 1813 wordt Paul August Lekens tot burgemeester
van Nuth benoemd, want alleen vermogende burgers komen voor deze post in
aanmerking. Hij vervult dit ambt tot 1818, en vertrekt dan met zijn gezin naar
Maastricht, want het werk op de boerderij doet de Belg Jan Douven met 10 man
personeel. Na de dood van zijn vader in 1822 beheert Paul Lekens vanuit Maastricht
zijn bezit, met in Nuth Karel Limpens als rentmeester en Mathias Damoiseaux als
pachter. Hij vangt aan met het herstellen
van zijn graanmolens aan de Platsbeek en in Thul. In 1835 wordt Michael Smeets pachter, maar 5 jaar
later worden zijn beesten en mater¡aal verkocht voor f 4.227. Pieter Joseph Humble
wordt opzichter op Reymersbeek en Lambert
Heuts de nieuwe pachter gevolgd door Jan
Mulkens. Diens vrouw Marie Slangen is geboren in Lemberg ( nu Rusland ) tijdens
de veldtocht van Napoleon.
De
vele pachterswisselingen zijn het gevolg van de teruglopende winsten uit de landbouw.
Leekens
heeft twee dochters, Pauline en Odile Leekens, beiden geboren in Maastricht. Na
de dood van Paul August Lekens op 6 maart 1861 verhuurt zijn vrouw Henriette de
Montaigne de Pletsmolen voor f 325 per jaar aan Peter Maas en de watermolen in Thul
aan Jan Loop voor f 500 per jaar. Later is Loop op de loop en wordt Peters
pachter voor f 450.
Pauline
Lekens treedt op 19 april 1864 in het huwelijk met de jonge baron Alphons
Hilaire Michiels van Kessenich uit Maastricht. De bruidegom stamt af van de
burgemeester van Roermond, Henri van Kessenich, onder Napoleon Chevalier de l' Empire
en in 1822 tot baron verheven. Hendrik was
een aanhanger van de Oranje's en wou van Roermond de hoofdstad van Limburg
maken. Hij verwierf enorm veel bezit - 486 percelen - o.a. het kasteel Kessenich
bij Thorn.
Zijn
kleinzoon Alphons wordt in Nuth vader van Octave (* 1865) Cecile (* 1873) en Mar¡e
- Louise van Kessenich. 50 jaar lang woont
Michiels van Kessenich, die tevens lid is van de Staten en de 2e kamer, met Pauline
en 2 dienstboden op het kasteel. In 1896
wordt het spoor aangelegd over zijn gebied, maar als de baron zijn stok opsteekt,
moet de trein bij zijn kasteeltje stoppen om hem te laten instappen.
Meestal
geeft hij de voorkeur aan de koets van zijn oude koetsier Pieter Joseph Royen, en
diens neef, de herbergier Andries Royen uit de Kerkstraat in Nuth en de Belg Lambert
Nijssen.
De
baron maakt geregeld z.g. dienstreizen naar Maastricht, waar desnoods wordt overnacht.
Op aanraden van de baron moet de post voortaan eerst op Reymersbeek en pas
daarna in Vaesrade bezorgd worden.
Op
de boerderij werkt Pieter Joseph Diederen en Anna Gertrud Mannens. In 1886 verhuizen ze met hun 8 kinderen naar
Schinnen en het echtpaar Laeven - Schiffelers neemt het werk over. Als opzichter fungeert dan Hubert Hendrikx uit
Swalmen, terwijl Lambert Broers uit Gronsveld rentmeester is. In deze periode wisselen 30 dienstknechten en
dienstmeiden elkaar af.
Ook
Octave Francois Michiels van Kessenich vestigt zich in 1908 als rentenier definitief
op Reymersbeek. Hij is getrouwd met Hubertine
Augustine von Pelser Berentsberg, die op 12 maart 1873 in oud- valkenburg geboren
is. Hun 5 kinderen zijn allen geboren in Meerssen. De jongste dochter van de baron
en Pauline Leekens is Cecile Louise Marie Victoire Michiels Van Kessenich, op 22
december 1872 in Nuth geboren. Zij zal de laatste barones op het kasteel zijn. Zij
treedt in 1897 in het huwelijk met haar neef George Michiels van Kessenich, die
in Roermond geboren is. Rond 1900 worden ook in Roermond hun beide dochters
geboren: Margaret en Judy en op Reymersbeek komt de Engelse Veronica Lucy o' Hanbon
in dienst als gouvernante.
Pachter
op de boerderij wordt op 11 maart 1911 de Belg Gerard Lemans, getrouwd met Stefanie Vroonen. Zij hebben
11 kinderen bijna allen geboren in Gutshoven bij Tienen. Silvain trouwt op 7 februari
1923 met Maria Bruls uit Hellebroek en neemt de pacht over. Op dezelfde dag trouwt
zijn broer Renier met een zus van zijn vrouw, en gaat in de Ping boeren.
Ook
na de dood van haar man in 1949 blijft de oude barones Cecile actief in Nuth. Niemand
doet vergeefs op haar een beroep. Haar chauffeur rijdt haar met de DAF overal
heen. De kinderen nemen met eerbied de pet af, als ze haar zien. In de kerk zit
ze op de eerste bank en van menige vereniging is zij erelid. Haar dochter Judy, kunstschilderes, trouwt met
Sweder van Wijnbergen, burgemeester van Wassenaar. In Nuth verschijnt deze
baron in de Hoogmis in pofbroek met geruite kousen.
Kort
na de oorlog sterft baron George met 82 jaar en wordt in Nuth begraven. Cecile
overleeft hem. 94 jaar is zij in 1967, als ze sterft, in het zelfde jaar als
haar schoonzoon. Zij wordt begraven te Kessenich en in Nuth wordt de zerk van haar
man opgegraven en naar dat familiegraf gebracht. Haar dochter Judy sterft 5 jaar later in Wassenaar. Met de dood van de
barones heeft de adel voorgoed het kasteel verlaten, dat nu in het bezit komt
van de gewone burger.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten